Een beknopte verzameling van wetenschappelijke inzichten met bronnen

 

De jeugdbeschermingketen denkt of propageert dat kinderen ‘veilig’ zijn onder OTS  en vaak ook UHP.*

*(OTS staat in BW1:255; UHP staat in BW1:265b; Einde gezag staat in BW1:266). 

 

Klopt dat dit niét gedefinieerd begrip ‘Veilig’ werkelijk echt veilig is in dwangmaatregelen?

We gaan wat wetenschappelijke publicaties langs.  Sommige sites zijn speciaal voor ouders geschreven ter informatie, maar met bronvermelding en vertaling, en nuttig voor derden. 

 

Mary Dozier, Universiteit van Delaware, “Omgang met verbroken gehechtheidsrelaties”, onder redactie van C. Schuengel, W.Slot en R. Bullens, 2002.

Bij pleegkinderen werden te hoge of te lage waarden stresshormoon cortisol gemeten. Dat is disregulatie en kan duiden op schijngedrag, aanpassing aan een niet-vertrouwde omgeving.

De propaganda is dat onveilige gehechtheidsrepresentatie door de ouders kwam, doch dat is een axioma, is toen niet onderzocht.

Volgens Alicia Lieberman kunnen ze natuurlijk wel gehechtheidsgedrag organiseren rondom een nieuwe opvoeder, maar blijven ze gedisreguleerd (Lieberman. persoonlijke communicatie).  Dat geeft risico op de psychosociale ontwikkeling van pleegkinderen.

Er wordt uitleg gegeven over disregulatie van hormonaal systeem en het ABC-programma.

Jo Hermanns legt onderaan die site voor ouders uit hoe kinderen op verkeerde ‘hulp’ deregulerend kunnen reageren.

[Figuur 1 a, b, c, d, e]

 

Joseph J. Doyle, “Kinderen van wie de familie wordt onderzocht vanwege 'misbruik of verwaarlozing' zijn waarschijnlijk beter af in hun leven als ze blijven bij hun familie/gezin dan als ze in pleegzorg gaan, volgens een baanbrekende studie’’, 2007.

Bij 15.000 kinderen die op de nominatie stonden tot uithuisplaatsen, werd random een groep met passende zorg thuis gelaten als vergelijkingsgroep tegenover de uithuisgeplaatsten.  Longitudinaal vergelijkend onderzoek dat hoog in de onderzoekshiërarchie staat.

‘Kinderen thuis met zorg blijken beter af te zijn.’

Joseph J. Doyle, National Coalition for Child Protection Reform,  onderzocht met 5 onderzoeken verder (N = 23.000) en komt met dergelijke onderzoeken met nóg meer kinderen met die nominatie tot gelijke conclusies.

‘Dat wil niet zeggen dat geen enkel kind ooit in een pleeggezin zou mogen worden geplaatst. Maar het betekent: véél minder kinderen moeten in pleeggezinnen geplaatst worden.’

Dit komt overeen met de bevindingen van Jo Hermanns (YouTube met conclusie bij 9’:30’’) in diens onderzoek in Zeeland.  "Naar slechts 25% UHP en dan nog maar kort." 

 

Wegplaatsen maakt ziek, o rechters:

Ursula Gresser, professor en internist, en Prinz, 2015, vindbaar in juridische vakblad NZFam: Neue Zeitschrift für Familienrecht, 21/2015, “Macht Kontaktabbruch zu den leiblichen Eltern Kinder krank? Eine Analyse wissenschaftlicher Literatur”.

“Omgangssabotage, het contact saboteren tussen kind en ouder(s), zorgt dat kinderen gescheiden van een of beide ouders ziek worden”, dat volgt ut haar meta-analyse, hoog in de onderzoekshiërarchie.  Ze sprak voor de Duitse TV een waard aan rechters:

“Na deze publicatie kunnen rechters niet meer zich verschuilen door dit kindbelang te negeren.
De rechter (of gezinsvoogd) die nu nog contactbeschadigend handelt, handelt willens en wetens kind-beschadigend,” een vorm van institutionele kindermishandeling. 

Dit komt overeen met Joseph Doyle en Jo HermannsYouTube.  Het weg van ouders plaatsen werkt oudervervreemdend, te meer waar kinderen op hun ‘waarom’-vraag veelal een antwoord krijgen waarin direct of indirect diens ouders worden beschuldigd.

[figuur 2]

Gresser gebruikte de onderzoeken van Kendler, Tyrka, McWey, Räikkönen, Reiter, en Otawa e.a.. Ook haalt ze andere literatuur aan.

 

Richard A. Warshak, ~2010,Divorce and Parental Alienation Resources”, en ‘Richtlijn Scheiding en problemen van jeugdigen’ vs‘Consensus Report’  van Richard Warshak,  (Louis Tavecchio, 10 nov. 2017), 2018,  geeft ook een pijnlijk beeld voor de opgroeiende weggeplaatste. [figuur 3]

Met wegplaatsen van kind, weg bij één of beide ouders moet gelet worden op het ontwikkelen van CAPRD, de variant van oudervervreemdingssyndrome in DSM-5.

Prof.dr. Louis Travecchio  ging met een diapresentatie verder in op Warshak in de Nederlandse situatie.

Het uitstellen van contact met de eigen ouders is schadelijk. “Er is geen enkel bewijs dat de noodzaak of wenselijkheid van uitstel van regelmatige èn frequente betrokkenheid van ouders met baby’s en peuters onderbouwd.” Gebruikelijk in de  jeugdbescherming is om BW1:262 lid 3 niet uit te voeren en bij lid 1 niet urgent inhoudelijke voorlichting, hulp en steun te laten geven.

Beschermingsmaatregelen moeten op degelijk en recent empirisch onderzoek {hier gegeven} beslist worden. Het Consensus Report van Warshak uit 2014 (Psychology, Public Policy, and Law, 20(1), p.46-67) is ondersteund door 110 toponderzoekers en andere experts.

 

Houtje-touwtje:

Peer van der Helm schreef in diens blog op 8 juni 2021 over de UitHuisPlaats-fabriek in Nederland.

Het blijkt dat besluiten tot uithuisplaatsen een sterk houtje-touwtje-karakter hebben: Het onderzoek laat zien dat de betrouwbaarheid en de validiteit van beslissingen over uithuisplaatsing over het geheel genomen laag zijn.”

Dit bevestigt  het proefschrift van Cora Bartelink, ‘Dilemmas in Child Protection: Methods and decision-maker factors influencing decision-making in child maltreatment cases’, 2018, Uni.Gron.: er zijn aanvullende maatregelen nodig bij die besluitvorming.  De risicotaxatielijsten hebben een beperkende waarde, zeker waar diagnostisch-onbevoegde jeugdzorgwerkers deze invullen.

Het leidt niet tot trefzekerder oordelen.  

Daarnaast blijken persoonlijke redenaties en de opvattingen van de 'professionals'  ten aanzien van kindermishandeling en de uithuisplaatsing van kinderen de besluitvorming substantieel te beïnvloeden. Onderbuikgevoel heerst in de beslissingen. Dat stemt niet overeen met het kinderrecht artikel 24 lid 1 IVRK.

Dit verklaart mogelijk de beperkte effecten die Bartelink vond bij gebruik van ORBA en LIRIK:  dergelijke methoden lijken niet genoeg tegenwicht te geven voor die {niet-diagnostische} persoonlijke redenaties en opvattingen.

Van der Helm benoemt de angst voor schadeclaims (waarbij de schadeclaims bij onterechte uithuisplaatsingen worden afgedekt aangezien de staat immuun is; UHP is ‘veilig’ voor de jeugdzorgwerker). Angst veroorzaakt ‘defensive bolstering’, het zelfverdedigen.  Dat dient het meest optimaal traject voor een kind niét.  De psychologen Philip Tetlock, Linda Skitka en Richard Boetther deden daar in 1986 al onderzoek naar en benoemden het mechanisme van het defensief versterken van het eigen gelijk defensive bolstering.

Van der Helm noemt: In 2007 schreef jeugdbeschermer Ria van Asselt het boek Uit huis geplaatst over de vèrstrekkende gevolgen van een uithuisplaatsing, en dat boek geeft geen vrolijk beeld. Ook uit veel interviews die wij afnamen met jongeren in instellingen komt de uithuisplaatsing telkens weer naar voren als bijzonder traumatiserende negatieve jeugdervaring, en al helemaal als de UHP onverwachts en met politiegeweld gepaard ging. Ze ontwikkelen negatieve emotionaliteit (angst, wantrouwen en een laag zelfbeeld), gaan snijden, bonken, krassen en ontwikkelen eetstoornissen en PTSS.  Goffman noemde dat proces ‘ego-mortificatie’, de afbraak van het ‘ik’[zelfbeeld]. Bestaande gedragsproblemen verergeren.

Met de voorgaande wetenschappen is het al enigszins voorstelbaar.

 

Catastrofaal:

“Hun hartslag stijgt. Hun lichaam laat een stroom stresshormonen vrij, zoals cortisol en adrenaline. Die stresshormonen kunnen beginnen met het doden van dendrieten - de kleine takken in hersencellen die berichten overbrengen. Na verloop van tijd kan de stress neuronen beginnen te doden en - vooral bij jonge kinderen - dramatische en langdurige schade aanrichten, zowel psychologisch als de fysieke structuur van de hersenen.          

"Het effect is catastrofaal," zei Charles Nelson, een professor in de kindergeneeskunde aan de medische faculteit van Harvard.  "Er is zoveel onderzoek hiernaar gedaan dat als mensen, die bewust op deze wetenschap zouden letten,  dit uithuisplaatsen nooit zouden doen."   Dit naar aanleiding van de gelinkte wetenschappelijke film met Dr. Louis Kraus (47”).

Nelson, ‘What separration from parents does to children: The effect is catastrophic’, 18 juni 2018, gaat in op het effect van wegplaatsingen bij kinderen.

Er is zelfs een petitie getekend door honderdduizenden artsen die achter deze bevindingen staan.

Bij het wegplaatsen, weg van ouder(s), was de activiteit in de hersenen van die kinderen veel lager dan verwacht. "Als je de hersenen als een gloeilamp beschouwt," zei Nelson, "is het alsof er een dimmer is die hen van een lamp van 100 Watt naar 30 Watt heeft teruggebracht." Wat de onderzoekers vooral verontrustte, was de duur van de wegplaats-schade. In tegenstelling tot andere delen van het lichaam, kunnen de meeste cellen in de hersenen zichzelf niet vernieuwen of repareren.

"Als je het morele, spirituele, zelfs politieke aspect eruit haalt, vanuit strikt medisch en wetenschappelijk oogpunt, is wat we als een land doen met deze kinderen … onredelijk", zegt Luis H. Zayas, een hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Texas in Austin. "Het kwaad dat onze regering nu veroorzaakt, zal een leven lang duren om ongedaan te maken."

 

Kan uithuisgeplaatst lang duren?:

In “How Long Can a Child Be Safely Separated From Parents? – It may be shorter than you think” schrijft Patricia H. Hawley Ph.D. naar aanleiding van een observatie wegens een hechtingsonderzoek (op film) over de stadia van verdriet van het weggeplaatst-zijn (“Attachment and Loss”):

Protestfase: Ten eerste zien we Kind huilen achter zijn ouders, die hem verzekeren dat het goed komt. Hij is ontroostbaar. We hebben dit hartverscheurende gejammer  gehoord van audio die journalisten de afgelopen 24 uur hebben gelekt.  De naam van  de  film is: “John: Aged 17 months, 9 Days in a Residential Nursery”.

Wanhoopfase: Na een dag of twee kalmeert John. Maar hij zal niet spelen, eten nemen of contact maken met zijn nieuwe verzorgers.  John ziet er depressief, lusteloos en ziek uit. Hij krijgt bezoek van zijn vader zonder vreugdevolle hereniging.

De pleegouders zullen vertellen aan de jeugdbescherming dat Kind ongedurig wordt van het bezoek, en dat dit slecht is. (Dat is een drogredenering, aangezien een kind zich ‘zelfbeschermt’ tegen verdere emoties zoals teleurstelling dat vader Kind niet meeneemt en niét spontaan mocht vertellen hoe de jeugdzorg werkt tegen hem).

Het maakt niet uit hoe ‘goed verzorgd’ de jonge pleegkinderen zijn in ‘opvangcentra’, pleegsettingen.  We weten al lang dat we jonge kinderen niet van liefhebbende verzorgers moeten scheiden, omdat men, de ‘jeugdzorg’, deze kinderen de exacte krachten zult ontzeggen die hen humaan, menselijk maken.

Dienovereenkomstig hebben we de afgelopen dagen kritische berichten ontvangen over ons recente beleid om kinderen van hun ouders te scheiden aan de grens van de American Psychological Association, de National Association of School Psychologists, de Society for Research on Child Development en anderen. Er zullen er zeker meer volgen.

‘Door zoveel kinderen van hun ouders te scheiden, veranderen we letterlijk de loop van de mensheid.’

Op de site voor ouders staat ook een woord van prof. Carlo Schuengel et al., 2018.  “Hoe kan in het begeleiden van pleegouders en in het beleid van tehuizen het beste rekening gehouden worden met de gehechtheid van kinderen aan hun [eigen] ouders, met het ontstaan van gehechtheid aan nieuwe opvoeders, en met de ònvermijdelijke verbreking van nieuw aangegane gehechtheidsrelaties?” – We zien dat de ‘jeugdzorg’ er niets van geleerd heeft, en denkt als de oude jeugdzorgcultuur,  waar niet longitudinaal wordt gedacht.

Fataal is het na 9 dagen.

(BW1:262 lid 3 [drie dagdelen per week aangeraden] en lid 1 [degelijk en enthousiasmerend voorlichten tot terugplaatsen] is aanvullende wetgeving op het dóél van BW1:255 lid 4).

 

Uithuisplaatsen als marteling:

“Why Children Should Not Be Taken Away from Their Families”, Alice LoCicero Ph.D., 20 juni 2018, noemt dat uithuisplaatsen als ‘marteling, onmenselijk’.

Wat zegt de  wetenschap  over het al met al  scheiden van kinderen van ouders?  We hebben uitstekende  wetenschap  over dit onderwerp, geïnspireerd door de vele onverwachte en ongewenste scheidingen van kinderen van ouders.

In Nederland wordt door de jeugdbescherming gezegd dat er toch veel goed gaat (ca. 25%) maar op de vraag waar het staat dat het uithuisplaatsen goed gaat wordt nimmer literatuur verstrekt van onderzoeken buiten de jeugdzorginitiatieven (waarbij dezen reeds uitgaan van het axioma dat de jeugdzorg degelijk en terecht tot uithuisplaatsing is gekomen, zonder de afwegingen met bovenstaande wetenschappen).

Nederland kàn niét bewijzen dat wegplaatsen goed is.

YouTube.

 

Prof.dr. Carlo Schuengel heeft op een jeugdzorgacademie verteld hoe jeugdzorgwerkers, jeugdbeschermers, gezinsvoogden, dienen te communiceren en problemen trachten tijdig op te lossen aangezien dwang schadelijk kan zijn. Doel was het aantal aanmodderende beschermingsmaatregelen terug te brengen. De jeugdzorg heeft er echter van geleerd vaag te blijven en af te dreigen, zodat het aantal klachten over bejegening opliep.  [figuur 5, diareeks]

 

Na al het bovenstaande lijkt déze uitspraak een tegendeel te bewijzen:

Daniel R. Weinberger, ‘Extreme stress in childhood is toxic to your DNA’, 28 juni 2018: “Extreme Stress in jeugdzorg is giftig voor het DNA !”  [figuur 4]

Het echte gevaar van het scheiden van kinderen van ouders is niét de psychologische stress - het is de biólogische tijdbom.  Het geschreeuw en het gehuil, de angst en de verlatenheid zijn hartverscheurend.   Máár die fall-out verbleekt in vergelijking met de minder zichtbare langetermijneffecten die meer sinister en gevaarlijk zijn!

Het scheiden van kinderen van hun ouders, in een UitHuisPlaats-setting of [buitenlandse] adoptie, bij vreemden, veroorzaakt de meest extreme levensstress die een kind kan ervaren.  Èn het veroorzaakt diepgaande en ònomkeerbare veranderingen in de manier waarop hun DNA wordt verpakt en welke genen aan en uit worden gezet in de cellen van het lichaam, in organen zoals de pancreas, de longen, het hart en de hersenen - wat leidt tot levenslange veranderingen in de structuur en functie ervan.

Hoe veroorzaakt stress door wegplaatsen deze gevolgen?  Dat wordt uitgelegd.

Deze wetenschappers weten hoe gevaarlijk toxische stress  is voor pleegkinderen omdat ze weten hoe deze stress het DNA in hun cellen beschadigt en modificeert.   

Nu weet ge het ook! (Ook rechters en jeugdzorgwerkers!)   

Hoe langer de autoriteiten deze kinderen niét herenigen met hun ouders, des te verantwoordelijker we zijn als land voor het schenden van hun DNA en het veroorzaken van een leven lang psychische en lichamelijke ziekten.

 

Resumerend moge het duidelijk zijn:

"Het wetenschappelijk bewijs tegen het scheiden van kinderen uit gezinnen is glashelder," zei Erin C. Dunn in een meta-analyse. "Niemand in de wetenschappelijke gemeenschap zou het betwisten, het is niet zoals andere onderwerpen waar meer debat tussen wetenschappers is.  We weten allemaal dat het slecht is als kinderen gescheiden worden van ouders.  Gezien het wetenschappelijke bewijs is het UHP kwaadaardig en komt het neer op kindermishandeling."  (EHRM: “institutionele kindermishandeling”).

 

We mogen onze opgroeienden niet te lang onder hypo- en hyperarousal laten lijden, en moeten ouders snel en preventief deskundige tips tot oplossende representatie verstrekken.  Het zijn niet allemaal ‘kindermishandelingen’ waar er risico’s worden bedacht door jeugdzorgwerkers!  Kinderen kunnen leren van stressoorzaken waar dit in hun vertrouwde omgeving, onder vertrouwde hoede, wordt verwerkt door er juist over te spreken, en zo nodig daarbij passende gezondheidszorg te krijgen conform kinderrecht (IVRK24 lid 1).  Ruzies zijn er ook om van te leren deze op te lossen. 

Ouders zijn het levensvoorbeeld voor het kind.

Help hen.

 

Vervolg staat onder deze grafieken, over het meten bij jeugdbescherming en bij rechters.

 

Figuur 1a

 

Pleeggezinkinderen en tehuiskinderen scoren hoog in gedesorganiseerde gehechtheid na verloop van tijd.

Figuur 1b

 

Georganiseerde tegenover Gedesorganiseerde gehechtheid bij Autonomen en Non-autonome representatie van opvoeders.

 

Bij geen eigen ouders is de kans op non-autonome representatie hoger. (M. Dozier, 2002)

 

Figuur 1c

 

In pleegzorg raakt het cortisolgehalte vaker de hypo-

en hyper-arrousal aan.

 

Op deze site is het effect daarvan beschreven (niet gunstig).

 

Figuur 1d

 

Te  laag of  te hoog zorgt voor onbeheersbare stress, en schaadt het kind dat langduriger

er onder lijdt.

 

Figuur 1e

 

Voorbeeld van stress

over de dag...

 

Zwart vaak bij pleeg

 

Wit is normaal

 

Figuur 2  --  Gemiddelde

van alle dwangzorg in tijd:

Waardering van kwaliteit vòòraf aan

de dwangzorg,

aan begin van dwangzorg,

bij aanvang van gezinsvoogdij, en

na verloop van tijd.

 

 

 

 

 

Figuur 3

 

 

Deel van diapresentatie van

D.W. Warshak/

L. Travecchio

op https://vechtscheidingen.jimdofree.com/weetjes-in-communicatie/warshak-wetenschap/ .

 

 

 

Figuur 4

 

De uitwikkeling van de DNA-streng om actief te worden.

 

Dit wordt beschadigd door durende stress/ cortisol.

 

 

 

Figuur 5:

Figuur 6a

 

Resultaat na 18+ worden van jeugdzorgkinderen tegenover normaal.

 

We zien een extreme oververtegenwoordiging aan uitkeringtrekkers uit de jeugdzorg.

Figuur 6b

 

Onderzoek

N.W. Slot et al, 2002.

Het effectiviteitseffect na 2 jaren OTS.

Hier is de nuttige effectiviteit slechts 28% voor 2002.

In andere, latere onderzoeken rond de 25%.                                       https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/909-zorgen-gemeten/

 

 

 

 

 

Figuur 7

 

De logische

emoties van ouders bij een overval

tot uithuisplaatsen van kind èn bij het lezen en horen van ongediagnosticeerde valse beschuldigingen en beweringen als insinuaties

naar het gezin.

 

 

 

Figuur 9

 

Ursula Gresser

op YouTube* over het wegplaatsen, weg van één of beide ouders...

 

Het moge logisch zijn dat ouders bij ongediagnosti-ceerde UHP bezorgd zijn.

 

* :  

           https://www.youtube.com/watch?v=_88sGsV0sPk

 

Figuur 10

 

Van 2011 naar 2018 zijn de beschuldigingen

over 'veiligheid', waar geen definitie van is gegeven en niét is uitgelegd (rapport inspectie G&J, 2022), opgelopen van 24% naar 65%, een ònwaarschijnlijke stijging!

Bij figuren 1

 

De stress-gevolgen...

Depressie, suïcide, enz.

Dit zijn geen reden om uithuis te plaatsen of  niét spoedig terug te plaatsen, doch bij ouders ambulant specialistisch te laten behandelen en verwerken.

De trauma's stapelen zich op en resulteren in problemen.


Vervolg:

Vervolg van enige wetenschappelijke publicaties over ‘jeugdzorg’.

 

Rond de 14% van de uithuisgeplaatsten komt, na overplaatsingen die niet hielpen, in gesloten Jeugdzorg-Plus, de jeugdgevangenis die zo niet meer genoemd mag worden, de residentiële instellingen; het terugplaatsen naar ouders lijkt een taboe in de jeugdbescherming. Wetenschappelijk onderzoeker Annemiek T. Harder, Universiteit Groningen, 2011, ‘The downside up? A study of factors associated with a successful course of treatment for adolescents in secure residential care’ noemde dit.  Isoleercellen, met geweld neerdrukken, gebrek aan specialisten voor zorg waarvoor OTS nodig geacht werd, etc. ...

Ruim 1 op de 7 uithuisgeplaatsten!

Daar ontstaan problemen. Extreem veel recidive, depressie, suïcideneigingen, etc.. Hij noemt dezelfde ‘resultaten’ als eerder genoemd door al die wetenschappers.

Psychiater Theo Doreleijers vond met studenten dat 90% van de na de gesloten Jeugdzorg-plus (5:20) ontgroeide meisjes niet goed in de maatschappij terug, velen in de prostitutie.

De residentiële ‘methode’ is vaak een resultaat van de niet-evidence-based  uithuisplaats-behandelingen, veelal zonder gezondheidszorg-niveau.

Specifieke behandelvormen ontbreken in deze ‘opvang’.  Ouders worden te zelden betrokken  bij ‘behandeling’. De leiding wordt niet goed ondersteund met kennis over behandelen van probleemgedrag, dat, weten we nu na de voornoemde wetenschappers, veelal in de jeugdbescherming is ontstaan of daar extreem is geëscaleerd.

 

Jeugdbescherming is voor de gezinsleden een reeks rechtszaken.

 

Mr. Peter Prinsen schreef over de rechtsvinding en -onzekerheid enige artikelen. De blanco rechtsnorm die de jeugdzorg vrijspel geeft, alsook de “waarheidsvinding” in een actieplan feitenonderzoek die de jeugdbeschermingsketen zelf heeft geschreven, met weglaten van inbreng van ouderorganisaties en internationaal recht.

Op blanco rechtsnormen met betrekking tot jeugd beschermen is nauwelijks eerlijk verweer (het legaal opkomen van ouders voor de prevalerende kinderrechten zoals IVRK24 lid 1 en IVRK25) mogelijk. Waar ouders opkomen voor hun kind, worden zij beschuldigd van ‘tegenwerken’, wat gezien BW1:247 en kinderrecht op zich een bewijs is van tegenwerken van rechtsvinding door de jeugdbescherming zelf.

Vreemd is dat de regering niet wilde bezuinigen op de te ondeskundige, wijd openstaande ingang tot jeugdbescherming via  het AMHK (ook wel onVeilig uiThuis genoemd), terwijl een voorstel tot betere selectie in een onderste lade werd gelegd.

Ook de analyse van prof.mr. Caroline Forder, met aanhalen van arresten van het EHRM wordt verworpen door de jeugdbeschermingsketen inclusief kinderrechters, terwijl rechters aan internationaal geldend recht gebonden zijn.  Zo voldoen kinderrechters niet aan een hoger niveau in de onderzoekshiërarchie (Methodologie naar Grimes & Schulz, 2002, e.a.). Rechters zijn niet alert op de mystificatieschijven die leiden tot beschermingsmaatregelen, zonder dat ouders degelijke inhoudelijke voorlichting vòòraf kregen.

 

Klinisch pedagoog Harry Berndsen schreef enige stukken en introduceerde het begrip dat de jeugdbeschermingsketen tekent:  keteninfantiliteit.   Waar de jeugdbescherming zo vrij gelaten wordt in rechtsvinding  zijn psychologische structuren gaan leven: ‘cognitieve dissonantie’, hypocognitie (David Dunning, 2018, ‘Je weet niet wat je weet’), ‘confirmation bias’, morele abjectie, negatie van bewijs, wegkijken van het kindbelang later, en zo voort. (De sites zijn in eerste instantie bedoeld om OTS-ouders voor te lichten over aspecten van de jeugdbeschermingsketen).

Waar de jeugdbescherming deskundigen, vaak aan hen financieel afhankelijke ketenpartners, onderzoeksvragen voorleggen tot onderzoek, wordt het aan de ouders niet duidelijk gemaakt of deze gegevens wel open zijn, want sturende, beperkende onderzoeksvragen zijn uiteraard niet ‘onafhankelijk’.

 

Trauma's door jeugdzorg

 

Prof.dr. Bessel van der Kolk (2018) noemde ook dat jeugdbescherming, met hun uithuisplaats-overvallen met politiebegeleiding,  diepe trauma’s veroorzaken, diepe sporen in het lichaam nalatend, en dus passende gespecialiseerde behandeling benoden.

“Uit hersenonderzoek weten we dat trauma’s kunnen leiden tot veranderingen in de hersenen. Als we schokkende gebeurtenissen meemaken of ons bedreigd voelen, zenden we instinctief signalen uit naar anderen om ons te hulp te schieten (Dat is basaal in hechting en vertrouwen in de psyche van het kind}. Maar als niemand {effectief en deskundig} te hulp schiet of gevaar blijft dreigen,  treden oudere hersengebieden in werking: de emotionele hersenen, die uit de zoogdierhersenen en de reptielenhersenen bestaan. Dan blokkeert het talige deel van het brein en schakelen we over op primitievere manieren van overleven: vechten, vluchten of verstijven.  Stresshormonen zijn de motor van die reacties. Bij getraumatiseerde kinderen en volwassenen is de stressreactie chronisch geworden. Daardoor raakt het alarmsysteem in de hersenen verkeerd afgesteld.”

“Veel therapeuten {maar ook ondeskundige jeugdzorgwerkers ondanks Jw3.2 lid 2}  proberen met kinderen en jongeren te práten over de vreselijke dingen die hen [zouden] zijn overkomen. Het is fijn als iemand je verhaal aanhoort, maar dat neemt doorgaans de inprenting van angst en onveiligheid nìèt weg. Die heeft zich vastgezet in niet-talige delen van het brein en uit zich via het lichaam. Daarom moet de aandacht vooral gericht zijn op wat er in het lichaam gebeurt.” Daarvoor is een specialist nodig, geen algemene ketenpartner.

Vastzettende trauma’s, ook door jeugdbescherming, zijn niet gezond!

Dat veroorzaakt problemen die ook Annemiek Harder noemde.

Daarom gaf het RSJ een advies over triage. De RSJ ontdekte tijdens het onderzoek dat Nederland slechts op zeer bepèrkte schaal gestructureerde en methodischevroegsignalering’ en ‘vroeginterventie’ toepast. Hoewel exacte cijfers over het gebruik van gedragsinterventies ontbreken, blijkt uit navraag onder ‘professionals’ dat slechts een klein deel van de Nederlandse gemeenten de erkende [medische] interventies  gebruikt.

“Dit zou mede veroorzaakt kunnen worden doordat er bij jeugdbeschermingsmaatregelen (BW1:255 en verder) in de praktijk onvoldoende diagnòstisch onderzoek beschikbaar is of wordt aangevraagd, bijvoorbeeld door gebrek aan budget en te lange wachtlijsten. Het onvoldoende doen van diagnostisch onderzoek leidt tot minder effectieve behandelingen:  er is immers niet voldoende kennis over de oorzaak van problemen en/of gedrag aanwezig.”

 

Menno Oosterhof schreef in Medisch Contact februari 2018:  “Weer was de jeugdpsychiatrie in het nieuws. De kersverse hoogleraar Manon Hilligers liet weten dat we helemaal níét op de goede weg zitten.  Ondanks fel verzet van alle betrokken [medische/orthopedagogische] organisaties besloot de politiek om per 1 januari 2015 alle jeugdhulp over te hevelen naar de gemeente, de zogeheten transitie.”  Het blijkt dat de voorspellingen van deskundigen aan het uitkomen zijn… de jeugdzorg is niét geschikt voor zorg aan jeugd.

Robert Vermeiren bevestigt dat ook de administratieve lasten bijdragen aan het gebrek aan diagnostiek.  Psychiater Job de Jonge praat vrijuit over de onvrije en bureaucratische samenleving waarin de jeugdpsychiatrie sinds begin dit jaar verzeild is geraakt. Hij kan dat doen omdat hij binnenkort met pensioen gaat, zegt hij. „Gemeenten bepalen tegenwoordig hoe je moet werken en welke patiënten er komen. Dit is een enorme beperking van de vrije artsenkeuze.”

 

Missers in jeugdbescherming treffen vooral kinderen met meer therapeutische zorg-behoefte

 

Vooral bij medium en high care gaan kinderen de boot in.   Directeur van Celevt G.M Rensen zei: “We zien vaak, en zeker onder ‘jeugdzorg’, dat er niet integraal doch met plak- en stutwerk ‘gediagnosticeerd’ wordt (zonder dat een echte specialist de cliënt zelf heeft onderzocht op open onderzoeksvragen), als het niet slechts een plakwerk van etiketten is geweest ofwel roddelwerk en afvinklijstjes in de ‘jeugdzorg’, en kinderen weggezet (UHP) zonder de echte passende dus gediagnosticeerde therapie erbij te verstrekken.”

Prof.dr. Vincent Felitti, onderzoeker bij   ACE-studies ,  vat het gevolg samen:   “Adverse childhood experiences are the most Basic and longlasting determinants of health riskbehaviors, mental illness, social disfunction, disease, disability, death and health costs.”

Prof. Onno van der Hart noemt dat bij verkeerde hulp na een traumatische ervaring er wat breekt, waardoor de psyche ‘breekt’, dissociatie. Wanneer de problematiek dan uiteindelijk opgepakt blijven latere specialisten regelmatig steken bij een aspect van  de gehele [uiteindelijke] klacht, zoals bij depressie of eetproblematiek.  De traumagerelateerde stoornis wordt niet herkend, zoals de disproportionele angst voor ‘jeugdzorg’ na ervaringen onder uithuisplaatsingen. Post-traumatische stress of dissociatieve stoornis wordt niet meer herkend.  Helaas is “kindermishandeling” géén officiële diagnose. Het is een ongedefinieerde kreet uit de jeugdbeschermingsketen.

Onder andere BVIKZ toonde aan dat dat jeugdbeschermingsonderzoeken op basis van meldingen bij het AMHK (VT) en speculatief gebruik van etiketten zonder definitie zoals ‘kindermishandeling’ of ‘bedreiging van de ontwikkeling’ of ónveiligheid’ tot een overmaat aan valse indicaties leidde.

 

De Inspectie Gezondheid & Jeugd bracht 24 februari 2022 het nieuws over onderzoek tot een rapport:  “Toezicht op feitenonderzoek bij uithuisplaatsing van kinderen”.  En 27 juni 2022 was het er: “Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd Landelijk rapport 2021 vervolgtoezicht”.

Een zich verschonend rapport.  Het lief zijn voor de jeugdbescherming bracht veel critiek.  Al duren deze uithuisplaats-rapportages op dit niveau al decennia, de inspectie legt een verband met slechts recente problemen in de keten, en dus negeert de oude cultuur in de jeugdzorg.

Maar feit blijft met:Tegelijkertijd constateert de inspectie dat geen enkele casus volledig op orde was”, dat zowel de RvdK als de GI’s onvoldoende aandacht besteden aan de mondelinge en schriftelijke onderbouwing waarom een uithuisplaatsing nu wel of niet noodzakelijk.

Zó is er geen concretie (BW1:255 lid 4) voor verweer.   100% van de rapportages voldeed niét aan artikel 3.3 van de Jeugdwet, en dat  geeft dus geen rechtszekerheid.

De inspectie vergat te onderzoeken waar de afweging stond tussen de aan te tonen ernst van de “bedreiging van de ontwikkeling van het kind” en de andere strofes uit BW1:255 lid 1, tegenover de ernstige schadelijkheid die de wetenschappen stelselmatig aantoonden ten gevolge van het gebruik van beschermingsmaatregelen en dwangzorg.

 

De “Jeugdpsychiatrie bij gemeente is fout” stelt  Manon Hilligers, hoogleraar jeugdpsychiatrie, 2018.  Ze is de enige niet.  De transitie was bedoeld om schotten weg te halen, doch bracht meer schotten en bureaucratie, waarop vele jeugdspecialisten met artsenopleiding wegvluchtten naar de volwassenenzorg (gezondheidszorg).  Zó is de hoogwaardige [psychomedische] kennis ten dienste van zorg voor jeugd aan het verdwijnen (en hoe krijgen we deze hoogwaardige kennis terug als deze verdwenen ìs?).

 

Wetenschappers genoeg?

 

Meer dan 40 co-auteurs  van een wetenschappelijke publicatie zeggen dat hun onderzoeksrapport een mijlpaalbeoordeling is en het verdient om zeer serieus genomen te worden.

Een citaat: “Het belangrijke punt is dat beschuldigen [vanuit de jeugdbescherming]  van deze zorgverleners/jeugdzorgwerkers  ongepast is, en verandert ‘de klinische noodzaak van vergelding voor fouten  ìn inspanningen om ouders te helpen zorggedrag aan te nemen dat gevoelens van veiligheid bevordert’.”.

Ongeorganiseerde gehechtheid bij een kind voorspelt níét dat het problemen zal ontwikkelen, terwijl BW1:255 lid 1 wel die kristallen bol in diens codificatie heeft, en dus te ruim gebruikt wordt door de jeugdbeschermingsketen.

Men vond dat zelfs in [voor hen] ‘risicovolle gezinnen’ deze gehechtheid therapeutisch kan verbeteren. Dat vond o.a. Jo Hermanns in Zeeland ook in het algemeen.

Een citaat: “Wegplaatsing (uithuisplaatsen) mag alleen worden uitgevoerd als "er overtuigend bewijs is van mishandeling en een volledig adequate voorziening van ondersteunende diensten is uitgeput".”  Uiteraard met het meewegen dat het wegplaatsen ook schadelijk is. Waar is het dàn beter? ….

We kunnen hieruit concluderen dat het gebruik van de populaire versie van 'ongeorganiseerde gehechtheid', verspreid in handboeken en praktijkgidsen voor met name maatschappelijk werkers, zijnde ‘jeugdzorg’ en ‘jeugdbescherming’, kan leiden tot beslissingen die meer kwaad dan  goed doen, waarbij kinderen mogelijk uit hun gezin worden weggeplaatst (UHP) en vaak meerdere onstabiele pleegplaatsingen ervaren, op basis van twijfelachtige veronderstellingen.”

 

Is 'jeugdzorg' wel  bekwaam  bij 'complexe zaken'?

                 Een opsomming van inzet om beter te meten en voor te lichten voor de jeugdbescherming.

 

Uitgaande van prevalerend internationaal VN-kinderrechtenverdrag in artikel 24 lid 1 waar het kind recht heeft op diagnostisch, hoogwaardig meten en de jeugdbescherming in feite diagnostisch-ònbevoegd werkt, zeker niet werkt naar hogere beroepscodes  die te verwachten zijn in de gezondheidszorg (NVO, NIP, BIG-arts/psych,.) waar de deskundige zèlf het cliëntsysteem dient te zien en onderzoeken, en voor advies slechts afgaat op ‘van horen zeggen’ wat de (psycho)medisch-ondeskundige in een MDO in wil en kan brengen, worden verbeterpunten geadviseerd, die tot nu toe niet zijn opgevolgd.

Corine de Ruiter e.a., 2020, wijst er op dat bij jeugdzorgwerkers de kennis ontbreekt bij bevragen van kinderen om kindermishandeling op te sporen. Er kunnen te makkelijk woorden in de mond gelegd worden of lekker vanuit fantasie geroddeld worden. Interviewen bij kinderen dient voorbehouden te zijn aan specialisten met hogere beroepsregistratie.  Ook werd gevonden dat de richtlijnen en taxatielijsten niet zorgvuldig gevolgd weren.

Dit speelt ook bij echtscheidingen die door jeugdzorg verkeerd zijn opgepakt, zonder de training van Villa Pinedo direct te verschaffen voor bewustwording en voorlichting.

 

Klinisch psycholoog Femy Wanders van Accare  en gebiedsmanager RvdK Robert Vonk zien dat hulp anders verstrekt móét worden om “institutionele kindermishandeling”, dat Wanders “professionele kindermishandeling” noemt, te voorkomen.  Het EHRM sprak in 2019 in een arrest ook van gelijke gedragingen in Nederland en Noorwegen bij ‘Institutionele kindermishandeling’.  Het gezin moet betrokken worden, met goede therapeutische voorlichting.  Een beschermingsmaatregel heeft niet de voorkeur. …

In het Promotieonderzoek  van Sabine van der Asdonk, 15-09-2020, staat ook de noodzaak tot een [diagnostieke]  interventie vòòr de beslissing van een OTS en/of UHP: “Omdat we beargumenteren dat het implementeren van een gehechtheidsinterventie in het beslisproces de kwaliteit van uithuisplaatsingsbeslissingen kan verbéteren, hebben we de effectiviteit van een dergelijke procedure onderzocht. We hebben in één studie gevonden dat het toevoegen van informatie over de vooruitgang die ouders lieten zien na een gehechtheidsinterventie (therapeutisch) kan bijdragen aan een verhoogde betrouwbaarheid van uithuisplaatsingsbeslissingen.”  Het voorkomen van uithuisplaatsen, omdat UHP ook de hechting (secundair) kan schaden.

Volgens dat onderzoek van De Ruiter c.s. is het indiceren door jeugdzorgprofessionals, wat geen diagnosticeren is, zo risicovol dat diagnosticeren naar beroepscode door een specialist vele ‘valse positieven’ kan vermijden.  “Onze bevindingen zijn zorgwekkend  omdat de werknemers van Veilig Thuis de eerstelijns jeugdzorgprofessionals zijn die kinderen interviewen over een vermeende ervaring met misbruik.”

 

Raadsheer mr. P.A.J.Th. van Teeffelen  benoemde zelf reeds in FJR 2010/92, pag. 248, knelpunten die bovengenoemde wetenschappers nu nog steeds vinden.  Knip- en plakwerk van beweringen, die in de keten  worden gecopiëerd als ‘feiten’ en aangedikt gaan te veel een eigen leven leiden om maar een maatregel op te leggen.

Indiceren is geen diagnosticeren op niveau van rechtsvinding.   Cora Bartelink,  2018,  schreef haar proefschrift ‘Dillemmas in Child Protection’ waaruit blijkt dat jeugdzorgwerkers te ondeskundig, te vaag, besluiten nemen over gezinnen.   

Jeugdzorgwerkers, ook wel enigszins misleidend jeugdzorgprofessionals genoemd, werken niet trefzeker; waarbij men moet bedenken dat taxatieslijsten en richtlijnen (door hen ingevuld) vaak minder bij jeugdzorgwerkers scoren dan 50% tot nul%, gemiddeld dus ca. 25% kans op juiste indicatie.   René Clarijs, 2013, noemde diens proefschrift ‘Tirannie in de Jeugdzorg’, niet voor niets.

 

Prof.dr. R.J. van der Gaag, oratie 2003, adviseerde vòòr een beschermingsonderzoek een diagnostieke nulmeting.

Zonder een juiste meting voor het al dan niet beslissen tot een beschermingsmaatregel wordt de kans waar alle bovenstaande wetenschappers op wezen (Gresser, Doyle, Warshak, Weinberger, Harder en vele anderen) nog weer groter, de schade in het kind door de ervaringen bij het uitvoeren van de beschermingsmaatregel.

 

Ook bestaat al làng twijfel over het wegplaatsen en overplaatsen van een kind:

 

Prof. Hart de Ruyter [‘Inleiding tot de Kinderpsychologie’; Groningen, 1973]: “Wee het kind dat het trauma van in-de-steek-gelaten-worden niet één keer, maar herhaaldelijk moet beleven! Dit kind zal het tenslotte niet meer wagen een nieuwe binding te maken.  Wij zien dan dat de libido definitief van de buitenwereld wordt teruggetrokken op het ik.”

Het is niet voor niks dat prof. Femmie Juffer in haar (incomplete) Research Memorandum6, 2010, aan de Expertgroep jeugdrechters noemt dat overplaatsen van pleegkinderen schádelijk ìs.

 

Bij argumenten over hechtingsproblemen vergeet de jeugdbescherming dat juist thuis de gespecialiseerde therapie gegeven moet worden.  “Hechtingsstoornissen - orthopedagogische behandelingsstrategieën” van Dr. G. de Lange, 1991: ‘'Onthechting kan beter gezien worden als een "relatiestoornis", dewelke niet absoluut onherroepelijk is.’' Daar is dan wel passende diagnostisch bepaalde therapie en voorlichting, ook aan ouders, bij nodig, en zo’n therapie duurt vaak jarenlang.   ‘'Voorbarig naar een crèche om moeders te ontlasten is al discutabel, laat staan zònder begeleiding uit huis 'rukken' met een OTS+UHP.’'

Psycholoog Martine Delfos bevestigt dat in de te algemene jeugdzorg te vaak niet goed wordt gekeken naar de oorzaak en het passend nodige hulptraject.

Nancy Verrier, ‘Afgestaan’, 1993, zei al: “Ik ben ervan overtuigd dat het ruw verbreken van de band tussen het kind en diens moeder een oerverwonding of narcistische wond veroorzaakt, die het wezen van het kind aantast en zich vaak uit in gevoelens van verlies, fundamenteel wantrouwen, angst en depressie, emotionele of gedragsproblemen en moeilijkheden in relaties met andere mensen” (ook later in hun volwassenheid). … “Hoe liefdevol een kind ook door de pleeg- of adoptiemoeder wordt opgevangen, er blijft het besef dat er ooit een echte moeder (en vader) was die het kind heeft 'weggedaan'.”  – 1993, en nu weten we wel hoe dat komt gezien de meerdere wetenschappelijke bevindingen die hier reeds gegeven worden.  Dat “weggedaan zijn”, het ‘afgestaan zijn’, heeft de jeugdzorg als oorzaak, de oude cultuur, niet de ouders.

Het weggeplaatst-zijn, weg van één of beiden ouders, veroorzaakt niet enkel loyaliteitsconflict, doch op de uitleg waarom het weggeplaatst is leidt dit beschuldigen van ouder(s) tot conflicteren en wat als CAPRD wordt beschreven in DSM-5.

Prof. Peter Hoefnagels, 2002, noemt oudervervreemding (PAS, ‘ouderverstoting’, of tegenwoordig CAPRD) een ernstige vorm van psychische kindermishandeling die zich uitstrekt over vele jaren. En dat kan dus ook door uithuisplaatsing (UHP) veroorzaakt worden, dus dubbelop. Rechters zijn geen orthopedagogen.

 

In grafieken (o.a. figuur 1a en 6) zien we dat kinderen uit de jeugdzorg uiteindelijk aanzienlijk slechter presteren, slechter dan vlak voor de maatregel (figuur 2).

Rechters:

Aandachtige kinderrechters zullen wel doorzien hebben dat de codificatie van BW1:255 lid 1, 265b en 266 váág gesteld zijn en beïnvloedbaar zijn door de luimen van de jeugdzorgwerker die de spin in het web van jeugdbescherming is, zonder dat er werkelijk wat aangetoond dient te worden. Verwachtingen in de jeugdzorg worden voornamelijk met een glazen bol bepaald.  

Kinderrechten worden vaak vergeten, of de jeugdbescherming noemt artikelen dat de overheid mag beschermen maar halen geen artikel aan hóé dat dan te meten.  

Zo wordt ook vaak ‘vergeten’ het artikel 8 (identiteit, identiteitsfase met eigen ouders kennen), art. 9 (niet scheiden van kind-ouderband, ouders voorlichtend deel laten nemen in proces; lid 3 van BW1:247), art. 13 (deskùndig horen van kind), 14 (hoe vaak wordt geen rekening met geloof gehouden, zo ook art. 30), art. 24 (hoogste mate van gezondheidszorg en onbezwaarde diagnostiek), art. 25 regelmatige controle of het uithuisplaatsbeleid nog goed werkt met deskundigen), art. 18 (beide ouders voorlichten en gelegenheid geven tot BW1:247), enz.

Uit bovenstaande wetenschappen wordt duidelijk dat artikel 16 (IVRK) het kind recht heeft dat de staat voorkomt dat het gaat lijden aan willekeur, onder de toegang tot OTS, van jeugdzorgwerkers, die al te vaak bij UHP mobieltjes afpakken, spaargeld plunderen, isoleren toepassen, tot zelfs geweld in de jeugdzorg (rapport De Winder; Samson).  De Winter  onderzocht nog niet eens het psychisch geweld door de jeugdbeschermingsketen zèlf om tot die dwangzorg te komen.  

Aan de knelpunten die gewezen kinderombudsman Mark Dullaert in 2013 vond (“Is de zorg gegrond?”)  is inhóúdelijk  verzuimt te werken.    De politiek sliep na het verontwaardigd zijn over rapporten, zoals ook dat van de Inspectie G&J, 2022 .

 

Artikel 19 (IVRK) vraagt de overheid op concrete punten còncrete maatregelen in beleid te nemen om de pedagogisch sociale sfeer van het kind mèt voorlichting te bewaken. Hierin is het artikel concreet wat te voorkomen is in een buitengewone mate, want wat ìs ‘veilig’?  De jeugdzorg heeft een handje van de mate niet aan te tonen (waarom dan ook preventieve voorlichting ook een recht is). “Onveilig” zou volgens de jeugdzorg zijn het over straat naar school gaan, het eventjes alleen thuis zijn op afspraak, het drinken op zaterdag van een wijntje door een ouder, en zo de gekste dingen die dan worden aangedikt.  Zo is de ouders die een wijntje drink in de jeugdzorgrapportage reeds een alcohollist. Dat maakt mooi stemming over het ouderschap.

Artikel 20 geeft het recht bij geval van een beschermingsmaatregel op bijstand van een advocaat. Dat zien we zelden.

In artikel 24 lid 2e heeft het kind met gezin recht op voorlichting en passend onderwijs, wat onder een UHP zelden passend is en voorlichting ontbreekt (ook bij BW1:262 lid 1) en in 2f ook recht op preventieve gezondheidszorg, waar dat onder jeugdbescherming vaak gemist wordt, zelfs tegengewerkt wordt.

Zo zijn er meerdere artikelen in het VN-kinderrechtenverdrag die niet ten volle bewaakt worden.

Daarnaast is er meer dat kinderrechters verzuimen mee te wegen: dit rapport Werkelijkheidsvinding, 2021.

 

De rechter is de bewaker van kinderrechten. -- Dus dient een kinderrechter deze onder het licht van deze wetenschappen te bezien.

 

Veel links gaan naar sites om ouders voor te lichten, doch op die sites staan linken naar de bron.

Sommige linken kunnen verouderd zijn, doch dan bestaat Google nog.

https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/oudervervreemding-en-hechting/ bevestigt dat bij een verzoek tot ultimum remedium (beschermingsmaatregel) er gediagnosticeerd  dient te worden wegens de ernstige scháde dit na te laten.

 

Een inleiding daarvan:   

  

 Uit  Dr. Craig A. Childress, Psy.D, 2021, “Hechtingsgebaseerd ‘Parental Alienation’’” :

Rechters beslissen op basis van diagnostiek vanwege de grote kans op schade in het kind (in VSA, niet in NL)!

Een vertaling van https://drcraigchildressblog.com/2021/07/16/attachment-pathology-in-the-family-courts/ uit o.a. het hoofdstuk Attachment Pathologie.

 

{Deze vertaling is nodig omdat de Amerikaanse jeugdbescherming achter echte gezondheidszorg staat, conform VN-kinderrechtenverdrag (IVRK24 lid 1), en in Nederland er slechts met jeugdzorgwerkers (SKJ-niveau van sociaal domein) wordt gewerkt, die diagnostisch-onbevoegd zijn, en waar een specialist met meer dan algemene deskùndigheid niet eens het cliëntsysteem ziet en diagnosticeert; dat gaat tegen meer gekwalificeerde beroepscodes in.

De Nederlandse rechter moet dus afgaan op een jeugdbeschermingsadvies van onderop de onderzoekshiërarchie. Slechts een advies van professionele slagers staat nog lager.

Het gaat om het wegzetten van één ouder, al kan het door uithuisplaatsen ook weg bij beide ouders plaatsvinden.}

 

Waar de rechtbanken over zorgwekkende pathologie moeten oordelen in jeugdbeschermingszaken

is dit enkel nodig waar dit grenst aan een overtuigende mate van kindermishandeling

of -verwaarlozing (in BW1:255 lid 1 gecodificeerd als "ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind", èn waar ouders géén hoogwaardige hulp aantoonbaar aanváárden, èn geen - uiteraard te onderbouwen - verwàchting is dat de ouders voor hulp vatbaar zijn, waarbij men dient te bedenken wie met welke beroepsregistratie die verwachting mag maken tegenover internationaal recht).

 

Wanneer een indicatie van kindermishandeling (in Amerika is een èchte diagnose nodig) overwogen wordt, moet er een diagnostisch advies komen vanuit de passende geestelijke gezondheidszorg die 100% accuraat dient te zijn voor de overweging van de rechter.

{De jeugdzorg in Nederland is niét de Nederlandse jeugdgezòndheidszorg;  jeugdzorg voldoet niét aan hoog gekwalificeerde eisen voor diagnostiek!}.

 

De gevolgen van een onbetrouwbaar advies van de jeugdbescherming hebben gevolg voor onjuiste beslissingen van de rechtbank mèt gróte gevòlgen voor het kìnd.   Het achterlaten van een kind dat werkelijk mishandeld is bij een ouder, kan leiden tot zeer schadelijke problemen verder in het leven van een kind (maar juist ook andersom bij 75%).

 

Craig Childress legt een verband tussen PAS, CAPRD uit DSM-5, ook wel ouderverstoting of oudervervreemdingssyndroom genoemd, en een mate van onveilige gehechtheid. Hij legt het kort uit.

 

Een kind dat een ouder afwijst, ouderverstotend, moet gezien worden als hechtingspathologie, een probleem in het ‘liefdes- en bindingssysteem in de hersenen’.

Er kunnen twee oorzaken zijn:

1.       Kindermishandeling, onpedagogische houding, door de afgewezen, afwezige ouder, en dat moet gespecificeerd worden, of

2.       Psychologische kindermishandeling door de verzorgende ouder die het kind gebruikt (met bijv. loyaliteitsconflicterende signalen) als wapen (‘Intimate Partner Violence’) d.w.z. emotioneel misbruik met vooroordelen over de ex-echtgenoot waar het kind als wapen wordt gebruikt (bijv. boodschappen overbrengen of uithoren na een bezoek met meningen naar het kind).

3.       {Uiteraard kan het ook zijn dat de ouders niet inhoudelijk preventief zijn voorgelicht, en geen training van Villa Pinedo  tijdig hebben verkregen, er niet is gediagnosticeerd, of zelfs dat ouders valse escalerende informatie vanuit de jeugdzorg hebben verkregen. In FJR 2012/95  is dit ook beschreven.}

 

Een kind dat een ouder afwijst is een probleem in de hersenwerkzaamheid van liefde en binding. Een kind dat een ouder afwijst geeft dus hechtingspathologie,  i.d.g. een probleem in het ‘liefdes- en bindingssysteem’ in de hersenen.

Het hechtingssysteem is het hersensysteem dat alle aspecten van basisvertrouwen, liefde en binding reguleert gedurende het héle leven, inclusief rouw en verlies.

Het is een primair motiverend, sturend systeem van de hersenen.

Een breuk in de hechtingsband tussen kinderen en hun ouders is een pathologie in een prímair motiverend systeem in de hersenen, hier het ‘liefdes- en hechtingssysteem’ genoemd.

{Onder CAPRD, oudervervreemding,, PAS, zit loyaliteitsconflicten, gekweekte weerzin in een ouder, en secundaire onveilige gehechtheid.}. ....

Verdere uitleg volgt voor de Nederlandse situatie achter deze link.