Inzake

:       Institutionele kindermishandeling en wegkijken van rechters

 

Betreft Mystificaties door jeugdbescherming qua genegeerde recente wetenschappen

 

 Wat kinderrechters zouden moeten meewegen ten gunste van opgroeienden.

 Deze brief is naar de Besturen van Rechtbanken verzonden op 30 juni 2020.

 

Weledelgestrenge heer, mevrouw,

 

Wegens de halsstarrige weigering van de jeugdbeschermingsketen om iets te doen met recente, onafhankelijke wetenschappelijke inzichten, informeer ik u, ten díénste van opgroeienden.

 

De ministers hebben enige jaren her het LOC [i] (eindnoten bij links ter onderbouwing) verzocht met medewerking van deskundigen, ouders en jongeren een actieplan “[Verbeterd] Feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen” op te stellen. De deskundige inbreng, ook van de kant van AZF, beviel de jeugdbeschermingslobby niet en deze heeft zelf een actieplan geschreven en bij de ministers ingediend, waarbij enkel ingespeeld wordt op enige veranderingen in de oude cultuur, waarover reeds decennia de belofte werd geüit dat men zou ‘professionaliseren’. Met de lage opleiding (die geen diagnostische bevoegdheid geeft)  kan nimmer het diagnostiek-therapeutische niveau behaald worden; het blíjft doktertje spelen.

 

Daarna werd de opdracht aan het Nederlands Jeugdinstituut (NJi)[ii] verstrekt, waar ook ouders, twee jongeren en deskundigen naast jeugdzorgprofessionals inbreng gaven. Ook hier werd de inbreng van ouders en deskundigen niet teruggevonden in de rapporten “Samen  werken aan feitenonderzoek”[iii] en “De Wettelijke kaders van de jeugdbescherming – Inventariserende studie naar de heersende opvattingen over de aanscherping van de rechtsgronden voor kinderbeschermingsmaatregelen”.

 

Ondanks dat de Raad voor de Kinderbescherming eigenlijk erkent in haar Rapport Klachtanalyse 2017 [iv] dat het anders hoort dan de door gezinnen ervaren rapportages mèt fouten, – waarover kinderombudsman Marc Dullaert in 2013 reeds vond dat er ten veel fouiten werden gemaakt, en raadsheer Van Teeffelen in 2010 in FJR2010/92 [v] al dergelijke knelpunten signaleerde, is er nog steeds niets veranderd, eerder, zo blijkt uit de stijging klachten over bejegening, is het verslechterd sinds de jeugdzorg-academie van prof. Carlo Schuengel[vi] in 2013 over het niet-werken van dwang in de jeugdzorg, – blijkt dat een feitenonderzoek  dat geen vermoedens en verwàchtingen kent uit de kristallen bol nog ver in het verschiet ligt.

 

 Prangende vragen:

Zowel de politiek als de jeugdbeschermingsketen geeft geen antwoord op de volgende vrágen:

 

1. Waarom hoeft in verzoeken tot OTS en/of Uithuisplaatsing (UHP) niet uitgelegd en bewezen te worden dat de ouders de ‘aantoonbaar verstrekte voorlichting om een beschermingsmaatregel te voorkomen aantoonbaar niet of duidelijk onvoldoende hebben geaccepteerd?<1>

  • >{noot: 1: Artikel 255 BW1  lid 1.  "De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling (gezinsvoogdij) indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling èrnstig wordt bedréígd, èn
  • a. de zorg die in verband met het wègnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of ònvoldoende wordt geàccepteerd,  èn
  • b. de verwàchting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn{?}, de veràntwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, {niet?!} in staat zijn te dragen." Zelden krijgen ouders bedoelde voorlichting vooraf}.

2. Waarom hoeft in verzoeken tot OTS en/of UHP niet bewezen te worden, in volgbare  uitleg[vii], dat de vermeende ‘ernstige bedreiging’ thuis zoveel ernstiger is dan de ernstige schade die bij het uitvoeren van een beschermingsmaatregel wetenschappelijk aangetoond gepaard gaat?xiii 

 

3.  Waarom wordt er geen diagnòstieke nulmeting – volgens beroepscode – uitgevoegd en als bewijs bij het verzoek naar de kinderrechter verstrekt, zeker wanneer ouders er om vragen c.q. bij onenigheid, en is er groot verzet wanneer ouders dan een beroep doen op artikel 810a Rechtsvordering, alsof ouders, met legaal gebruik maken van BW1:247 en artikel 24 lid 1 van het prevalerend internationaal kinderrechten­verdrag, “tegenwerken”, “niet accepteren”?  Het  “niet accepteren” wordt nimmer aangetoond. Het vooraf goed en breed voorlichten, met dan een keuze, ook niet.

 

4.  Waarom hoeft in verzoeken tot OTS en/of UHP niet uitgelegd te worden op welke basis de verwàchtingen [naar sub  b lid 1  uit BW1:255] door een sociaal werker c.q. jeugdzorgwerker gebaseerd zijn – op de ontwikkelingspsychologische of pedagogische wetenschap?   

 

5.  Waarom is BW1:265b zo vaag gecodificeerd<2> om een kind door een laagopgeleide bij een G.I. uithuis te mogen plaatsen, terwijl dat wetenschappelijk gezien aan veel duidelijker eisen zou moeten voldoen vanwege de tegenhanger, de [wetenschappelijk] aantoonbare schade [viii] van zulk maatregel?

>{noot: 2BW1:265b lid 1. "Indien dit noodzakelijk is ‘in het belang van de verzorging en opvoeding’ van de minderjarige of tot 'onderzoek' van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter de {ondeskundige} gecertificeerde instelling (G.I.), bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen." -{Vaak is dat geen diagnostisch open onderzoek conform IVRK24 lid 1.[ix]  Daarom zouden ouders voorlichting behoren te krijgen, wanneer ze hoogwaardiger gezondheidszorg wensen, en kennis te hebben van Rv810a. [x] Ouders moeten dus ongezegd zèlf actief zijn op onbekende wegen}.x}  

 

6.  Hoe komt het dat aan scheidende ouders niet dírect (bij ruzie, bij politie gemeld, of bij inschrijven bij scheidingsrechtbank) een training [xi] van bijv.  Villa Pinedo [xii] wordt aangeboden, en de G.I. bij een omgangs-OTS zich niets aantrekken van voorlichten (BW1:262) en de door G.I.’s verkregen mogelijkheden in https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/omgangssabotage-g-i ? Er wordt veel geklaagd over het afwachten en escaleren door de G.I.. {Deze vragen zijn ook de RvdK voorgelegd, zonder antwoord/ Awb}.

 

Waar deze vragen wegens recente wetenschap [xiii] van groot belang worden voor de ontwikkeling, hechting en[xiv] veiligheidsgevoel van de opgroeiende, zou toch deze wetenschappelijke inzichten als bedreigend voor het jeugdzorgkind, meegewogen worden, tegen de vermeende bedreigingen die de niet-diagnostisch-bevoegde jeugdzorgwerkers denken te zien, temeer daar Cora Bartelink,[xv] 2018, in haar proefschrift bevond dat hun beslissingen van onder hypocognitie te sterk gekleurd werden door eigen (jeugd)ervaringen; en zegt de titel van het proefschrift van René Clarijs,[xvi] 2013, niets?: “De Tirannie in de Jeugdzorg”?!

 

 Mee te wegen wetenschap:

Joseph[xvii] J. Doyle[xviii] vond in 2007 en later  dat uithuis te plaatsen kìnderen – die thuis mochten blijven – beter af waren, dan de wel uithuisgeplaatsten, waar de eerste groep niet weggeplaatst werd dòch thuis de juiste hulpverlening (gezondheidszorg) in het gezin verkregen; en prof. Jo Hermanns heeft dat toch ook gevonden in diens Zeelandse studie![xix]

Arts Ursula Gresser,[xx] 2015, sprak rechters aan [xxi] hoe schádelijk het wegplaatsen van één of beide ouders in het kind is.

Daniel Weinberger vond dat er zèlfs schade ontstaat in het DNA.xiii En zo zijn er meer wetenschappelijke bevindingen in de laatste jaren die schade van kinderbeschermingsmaatregelen bevestigen.  Susan L. Smith vond in 2010 in een zeer groot onderzoek reeds dat “de reguliere jeugdbescherming de kennis niet matcht bij de case”.

 

Dit ìs de jeugdbeschermingsketen (vanaf alle AMHK’s, RvdK-afdelingen t/m G.I.’s) verstrekt aan kennis; de ontvangstbevestigingen zijn verkregen; dòch waar ouders een copie van sites zoals https://jeugdzorgwetenschap.jimdosite.com/wetenschap-bevestigt/ in productie verstrekken, negeren kinderrechters deze, òndanks de uitspraak van de CRvB in LJN BD1113. [xxii]

 

De pseudowetenschap van Weterings, zoals “De Stem van het Pleegkind[xxiii] wordt nog te veel gebruikt, zònder de inzichten wat daarin allemaal is verzwegen.

 

Mw.mr.dr. H.W.R. Nakad-Westrate schreef de Rechtbank Den Haag (president) reeds d.d. 22 mei jl., met aandacht voor de Grondwet t.o.v. het vreemd speculerend handelen door de jeugdbescherming.   Ook prof.dr. C. Forder publiceerde bedenkingen over de vrij-handelende jeugdbescherming. Er zijn arresten waar Nederlandse jeugdbescherming zich niet aan houdt.

 

Het Europese Hof v.d. Rechten v.d. Mens (EHRM)[xxiv] noemde in een arrest in 2019 het fout handelen van de jeugdbescherming: “institutionele kindermishandeling”.  

 

In een uitspraak van de hoogste rechter (Supreme Court) in het Verenigd Koninkrijk (GB) met betrekking tot de jeugdzorg en de GIRFEC-methode[xxv] die ook in Nederland [xxvi] via scholen wordt ingevoerd, worden vele knelpunten aangehaald waardoor deze methode in Schotland is veroordeeld. Schotland heeft nog enige jaren getràcht deze methode op andere wijze in te voeren, dòch heeft dat opgegeven. Het NJi verkreeg ook de recente wetenschappen, maar implementeerde deze niet in haar rapporten over ‘waarheidsvinding’, waarheidsgetrouw feitenonderzoek.

 

Er kleven dus in Nederland genegeerde aandachtspunten om de juiste hulptraject bij het gezin te krijgen, waarbij eigenlijk het kindbelang, ook het latere belang, uit het oog blijkt verdwénen.

 

Er is zowel een cultuuromslag als concreter gecodificeerde wetgeving, met sanctionering naar foute jeugdzorgwerkers, nodig. Dezen zouden zich niet mogen verschuilen achter ‘het systeem’, de instelling. Ze behóren féíten en geen vermoedens aan te dragen.

 

De aangenomen motie voor een Onderzoeksrechter, een Rechter-Commissaris-Jeugd,  die op féíten onderzoekt, is ook weggewerkt, òndanks dat deze sneller en deskundiger zou werken van de twee weken na Rv800 lid 3, en dan behandeld achter geslóten deuren waar deskundigen van ouders (Rv803) worden tegengehouden door de jeugdbescherming die zich bedreigd voelt.

 

Dit behóren kinderrechters bekend gemaakt te worden.

 

Graag ben ik beschikbaar voor een nadere toelichting,

 

Hoogachtend,   TjS..

Eindnoten (bij afdrukken nodig):

 

Men kan dit afdrukken en in genummerde productie bij verweer voegen als één van uw bewijzende en relativerende producties.